De huizen hier zijn smal en lang, van rode baksteen, met puntige daken. Alsof ze hoge voorhoofden hebben en op je neerkijken. Een meisje met betraand gezicht wandelt in haar schooluniform – bordeauxrood jasje en een rok – in hun schaduw, knisperend door een knapperig laagje kastanjebladeren. Een dubbeldekkerbus helt vervaarlijk schuin de hoek om. Een telefooncel is nog steeds niet geofferd aan ons mobiele tijdperk.

Groot-Brittannië doet me aan Wenen denken: een plek waar de negentiende eeuw nooit geëvenaard is, misschien wel nooit helemaal is gepasseerd. Alsof ze datende dertigers zijn, herhalen ze: ‘vroeger, toen was ik pas leuk!’

Vroeger tijden leven hier nog.

Wenen pronkt dagelijks met koffiehuizen vol intellectuelen, met gestorven musici, kunstenaars en hun theaters en musea. Hier lijkt het alsof alles gehecht is aan de mondiale handel en het vroeg-industriële straatbeeld dat in het verlengde daarvan ooit ontstond. Het betrof suiker, tabak en, gedurende de achttiende en een deel van de negentiende eeuw, meer dan de helft van de driemiljoen slaven die, zo leert het slavernijmuseum ons, vanuit Liverpool de Atlantische oceaan over werden gedwongen.

Wat gaan de Britten eigenlijk doen als straks de handel met Europa niet meer vanzelfsprekend is? De stewards van het cruiseschip aan de pier verzekeren me dat Boris bezig is een goede deal voor hen te sluiten (hoewel de huidige deal nog lang niet over handel gaat).

Hij draait zijn hoofd weg van het ginormous gevaarte, dat over iets minder dan een half uur naar Spanje vertrekt. “Europa heeft meer te verliezen dan wij. Anders hadden ze ons er al wel uit laten crashen. Maar kijk, er is alweer een extensie van de deadline. Ze zijn slechter af zonder ons. Alles komt hier vandaan! Auto’s? Worden hier geproduceerd en daarna naar het vasteland gebracht. Glas? Wordt hier geproduceerd. Olie, gas? Zelfde verhaal.”

Personeel van StenaLine, ‘Connecting Europe’.

Uit de portofoon klinken boodschappen die niet voor hen zijn bedoeld. Zijn collega neemt een trek van haar vaporizer. “We hebben er nog niet echt iets van gemerkt, maar ik denk dat het eerst slechter zal gaan, voordat het beter wordt. De kosten van levensonderhoud gaan denk ik omhoog en onze salarissen niet. Weet je, het zal zich wel uitbalanceren, na een tijdje.”

Is Groot-Brittannië in hun ogen nog het centrum van de wereld, waar de zon nooit onder gaat en alles om draait? Ze komen alvast wel eens ergens anders: “Ik was laatst in Kopenhagen. Leuke stad is dat! Alleen rijden ze er allemaal aan de verkeerde kant van de weg, hè?”