Een halve week op dit eiland en ook ik ben Brexit-moe. Mensen reageren op mijn vragen met een verbeten lach. De een lacht wat oprechter dan de ander, maar ongeacht wat, komen dezelfde trefwoorden terug: tired, bored, joke. Men vreest keihard door de wereld uitgelachen te worden, zichzelf voor schut te zetten, of smaalt neerbuigend om hun eigen leiders.

Het gebrek aan leiderschap, de leugens, de verwarring, dat je niemand kunt vertrouwen. Ook dat komt terug.

Iemand zegt: “Het zou moeten gaan over onderwijs, gezondheidszorg, de verdeling van welvaart.” Iemand anders zegt: “In de bouwsector voelen we het nu al. Er wordt minder geïnvesteerd als men onzeker is. Ik denk dat het mogelijk is dat het dieptepunt nu is bereikt, ik weet niet of het slechter zou worden als de deur definitief sluit.” En iemand anders: “Ik stem straks Labour, maar ik hoop dat ze verliezen.”

Enkele Britten dralen bij een exit.
Enkele Britten dralen bij een exit.

Het is dus niet te volgen en oersaai. Zodra iemand wél happig is om met me over de Brexit te praten, wil die het over niets anders meer hebben. Ik raak dan verstrikt in langdradige theoretische monologen en niveaus van abstractie waar ik nauwelijks nog tussen (of van weg) kan komen. Ik kan me levendig voorstellen dat je hier al gauw genoeg van krijgt. Niemand weet concreet te maken hoe dit hele Brexit-gebeuren aansluit op hun eigen leven. Alsof het zich in een parallel universum afspeelt, een sprookjesland bewoond door pluisharige politici.

Op de Brexit-datum, 31 oktober, wordt in Schotland Halloween gevierd. Dat realiseer ik me als ik ‘s ochtends langs een man loop, die voorovergebogen over een tafeltje hangt. Zijn lange grijze lokken verbergen zijn gezicht en zijn zwarte gewaad maakt me bang. Het lijkt een dode, waar niemand aandacht aan schenkt. Is die Brexit niet precies zo’n gekke verkleedpartij? Een komedie, een geestverschijning, een dikke spin waar je even van schrikt en dan opgelucht vaststelt dat hij van plastic is.