Een samenvatting van Belfast is: een stad met een buslijn die ‘metro’ heet. Ze zijn hier gewend aan wishful thinking. Bijvoorbeeld ook over dat het vrede is.
Decennialang stonden er hekken om de stadskern, waar je werd gefouilleerd en na spertijd niet meer door kon. Binnen de hekken verdween gaandeweg alles dat zorgt voor stadse levendigheid: bioscopen, concertzalen, pubs, een leven na de avondklok. Net erbuiten werden met regelmaat aanslagen gepleegd. Erbinnen trouwens ook. Ik sta stil bij een pand waar honderden clubbers moesten worden geëvacueerd, die één voor één langs een bom moesten lopen om de uitgang te bereiken. Op een andere straathoek ging een explosief te vroeg af tussen lunchend publiek. Iedereen in deze stad is ongewild wel geraakt door de gewelddadige, uitzichtloze troubles.
Met hulp van de Europese Unie werden eind jaren negentig de Goede Vrijdag-akkoorden getekend. De uitslag van het bijbehorende referendum was in dit geval wél overduidelijk: 94% van de bevolking in de Republiek Ierland en 71% van de Noord-Ieren stemde ermee in.
Nu, ruim twintig jaar later, houdt de politie kantoor in een pand met de omvang van het paleis van Ceausescu en gaat op straat nog gehuld in kogelvrij vest. De Stormont heeft, mede door of ondanks de in de akkoorden opgelegde machtsbalans, al meer dan 1000 dagen niet vergaderd. Tegelijkertijd is het geweld nu druppelsgewijs en zijn de hekken en controleposten verdwenen. In de overdekte Saint George-markt loopt iedereen in en uit. Het is er lekker warm en druk tussen de jam en chutneys, Keltisch ogende sieraden en verrukkelijke Ierse kazen. Ik lunch er met Ierse chowder van mais en gerookte vis, met soda-brood. Op de achtergrond zingt een duo van middelbare mannen tweestemmig oude rockklassiekers.
“Wil je horen hoe ik erover denk?”, vraagt de kaasboer, bij het zien van mijn Brexit-tas met de uitnodiging ‘come talk to me about Brexit’. “Ik ben vijftig jaar oud. Dit is mijn zoon. He doesn’t know trouble.”
Zijn ielige zoon kijkt veelbetekenend en wijst met z’n duim: “He’s trouble!” Hij lijkt nauwelijks op zijn vader, die groot, kaal en bol is en me bijna smekend aankijkt. “Alle vooruitgang komt door Europa. De agricultuur, de infrastructuur, werkelijk alles is nu beter. Ik wéét hoe het daarvoor was. Ik ben gebombardeerd. Er is op mij geschoten. De meesten in Noord-Ierland denken er net zo over als ik.”
Alsof ik er persoonlijk voor zou kunnen zorgen dat de EU hen niet in de steek laat, drukt hij me mijn kazen in handen. Ik mag er absoluut niet voor betalen. Hij is bloedserieus. En hij is de eerste die ik geloof. Op dit deel van het eiland ligt geweld zo dicht onder de oppervlakte. Ze gaat het voelen, linksom of rechtsom.
Als ik door de levenloze binnenstad loop, herinnert mijn gids zich iets: “Laatst merkte iemand op ‘het moet heerlijk zijn om in een post-conflict samenleving te leven’. En ik zei ‘ja, dat moet heerlijk zijn.’”
Geef een reactie