Er valt me een luide lach ten deel als ik vertel dat ik uit Nederland kom: “Willem van Oranje is de troubles begonnen!” Dat kan de goedkeuring wegdragen van winkeleigenaar John. Hij staat tussen zijn collectie van onder meer oranje parafernalia, in de oostelijke, overwegend protestantse wijk van Belfast. De Union Jack shop is gevestigd aan een hoofdstraat, waar veel luiken zijn gesloten en vrijwel elke lantaarnpaal is voorzien van een campagneposter van de D.U.P. (de partij van unionisten). Het is een tl-verlichte pijpenla, met velden vol poppies als eerbewijs aan gevallen soldaten en tafelformaat vlaggen van onder meer de Confederate States, Israel en het Verenigd Koninkrijk te koop. Op sleutelhangers, glazen, petjes en stikkers staan (para)militaristische beeltenissen, veelal voorzien van Gotisch aandoend bijschrift. De bestverkochte items blijken de Ulster vlag en de Union Jack-vlag. Zo te zien zijn ook voetbalclub-parafernalia een niche.

D.U.P.-posters en gesloten luiken, om de hoek van de Union Jack shop.

De vraag waarom ze ‘leave’ hebben gestemd, is net de verkeerde. “De vraag is: waarom zijn we in de eerste plaats bij de EU gegaan? Zou jij ons missen? Nou dan.” Terwijl buurtbewoners elke paar minuten binnenwandelen, vriendelijk groeten en vertrekken met pakketjes die op hen lagen te wachten, neemt ons gesprek als vanzelf de wending naar immigratie. Een grijze dame met wandelstok, een halve kop kleiner dan ik, blijft bij ons aan de toonbank hangen en valt John bij: “Vóór de EU was er nog niet zoveel immigratie! Het zijn freeloaders. Mensen die van plaats naar plaats trekken, alleen om te profiteren.” “Kom ik dat in jouw land doen?”, vult hij aan, “Nou dan.” Zij trekt haar witte shirt met bloemen recht, leunt op haar stok en bijt me pinnig toe “Gratis dit, gratis dat… Waar ik mijn hele leven voor betaald heb! Mijn bloeddruk!”

Even verderop in de winkel staat een uiterlijke dubbelganger van John – hetzelfde kale hoofd, eenzelfde zwarte jack – op een klein schermpje binnensmonds vloekend naar een wedstrijd van Birmingham te kijken. Wat zo goed begon, verslechtert nu in rap tempo. Ook mijn bloeddruk loopt op. Ik schat de situatie in en twijfel of ik iets in één van de collectebussen ten bate van veteranen zal stoppen, of wellicht wat van de schappen kan kopen, om dan met goed fatsoen het pand te kunnen verlaten.

In de Union Jack shop.

Of kan ik de sfeer nog redden door een ander thema aan te snijden? Bijvoorbeeld: wat maakt nou de essentie van hun land? “De Queen en King”. John hoeft er geen seconde over na te denken. Zijn ogen worden zacht, zijn verbeten blik lost op in een glimlach. Als een oude vriend schudt hij me de hand ten afscheid. De ansichtkaarten van Belfast die ik heb uitgekozen, stopt hij me gratis toe.