2007
De modder van de verbouwing op het station koekt in dikke plakken in het profiel van mijn zolen, om straks in mijn huiskamer weer los te laten. Geroutineerd beklim ik de fietsenflat op zoek naar mijn rijwiel. Roestig en zonder bel tref ik hem verstrengeld in zijn buren.
De zon schijnt, het net aangebroken jaar is een verhaal waarmee het nog alle kanten op kan. Op weg naar huis na feest buiten de stad schrijf ik de introductie.
Voor het stoplicht wacht ik achter een meisje met tussen broek en schoen een stukje bibberend bloot been. Daarop de contouren van een grijnzende doodskop. Absoluut geen passend teken bij haar gezicht met hamsterwangetjes en de pomponnen aan haar muts. Op een van de vergane stikkers die op lantaarnpalen en verkeersborden kleven is nog net het toepasselijke nummer te lezen van een winkel die adverteert met ‘tatoeage verwijderen?’.
Die stikker zat er van de zomer ook al. Niks verandert in een stad, niet de ligging van de hoofdstraten of de locatie van het station. En zelfs niet de elektronicawinkel waar de neonlichtreclame bleekjes achter het raam flikkert. Behalve de ‘a’, die blijft uit. Net als vorig jaar.
Op de weg staan grote dozen die op 31 december waarschijnlijk garant stonden voor knetterende vuurfonteinen, maar mij nu bij herhaling uit mijn fietsverstrooiing laten opschrikken.
Ik ben niet de enige verstrooide. Voor mij stapt een jongen uit de bus. Zonder dat hij het merkt verliest hij zijn strippenkaart. Ik stop en loop hem achterna: “je verliest iets!” Vriendelijk kijkt hij om, pakt de kaart van mij aan en zegt: “Bedankt, maar deze was vol”, terwijl hij hem opnieuw loslaat.
Verder rijd ik. In slowmotion voorbij fladderende plasticzakken proberen zich door de spaken van mijn fiets te vlechten. Een week was ik weg uit Amsterdam en met de ogen van degene die terugkeert constateer ik: het is allemaal zó 2006.
Reageer