Bijna weg
Plots was er ophef in de trein. Het meisje dat voor mij zat pakte haar telefoon uit haar tas en begon op instructie van een zojuist binnengerende heer nummertjes in te toetsen.
“Nul… drie… een… zes…”
“Wacht even, wacht even”, riep zij in lichte staat van paniek. “Heel even wachten… ja… nul… drie… en dan?”.
Toen de tien cijfers allemaal in overeenstemming met de wensen van de heer waren merkte het meisje op: “Maar dat is toch geen mobiel nummer?”.
De meneer wiebelde van zijn ene been op zijn andere been en keek schichtig in het rond. Opnieuw dreunde hij nummertjes op. Hij keek of hij op het punt stond de telefoon uit handen van het meisje te grissen en het dan maar zelf te doen, zijn ogen bleven op het toestel gefocust en hij roffelde met zijn voet op de grond. Alsof dat wat uit zou maken.
Toen was het nummer af. Beiden hielden stil, staken vol verwachting hun kin omhoog en sloegen hun ogen op naar de leegte tussen het plafond en de stoelen.
Ineens klonk Bachs Italiaanse Ouverture.
Er verscheen een opgeluchte grijns op het gezicht van de man. “Ik weet niet waar hij is, maar ik hoor hem, dus ver kan het niet zijn”. Rustig wandelde hij naar een lege plek en de trein vertrok.
07-02-2006 om 22:18 uur
Leuk. Ik voelde de spanning toenemen