Buit

Mijn verhuizing drong zich afgelopen week herhaaldelijk op als een kruising tussen een zenuwinzinking en spierpijn van het op- en aflopen van vele trappen. Deze operatie die meer en meer op een slagveld ging lijken had als sluitstuk niet het omver trekken van een standbeeld of planten van een vlag, maar het ontruimen van de kelder. Alleen al voor het voor het eerst sinds jaren openen van de deur waren weken van mentale voorbereiding nodig. Ik was eigenlijk nog niet zo ver toen mijn hulptroepen aankondigden dat zij vandaag nog de klus zouden beginnen en klaren. Shock and awe ten top.

Nog voordat wij goed en wel een lading parafernalia op de stoep hadden geparkeerd reed het eerste wagentje de straat in, stopte voor de kelderdeur en een man die zijn hoofd uit het raampje stak informeerde naar de aanwezigheid van oud ijzer. Een bedspiraal werd ingeladen en een tweede wagentje arriveerde. Daaruit stapte een grijzende heer die zich tot de bodem van elke net zorgvuldig ingepakte doos groef op zoek naar iets bruikbaars.

Een constante stroom gelukszoekers overspoelde vanuit het niets ons stukje stoep. Daar deponeerden wij ondertussen meubels, koffers en tien dozen met boeken die na een verblijf van decennia in mijn kelder buiten te vondeling werden gelegd. Spannende boeken, cursusboeken, bouquetreeksboeken, stripboeken, plaatjesboeken; ondanks de boekenweek was daarvoor weinig belangstelling.

Des te meer voor al de rest. Ineens werd het me duidelijk hoe de perfect werkende wasmachine die tijdens het vorige deel van de verhuizing tien minuten onbewaakt op de stoep had gestaan zomaar had kunnen verdwijnen.

Toen het donker begon te worden parkeerde een jongetje van niet ouder dan tien zijn fiets voor de deur en opende alle oude koffers met vlugge bewegingen. Tenen nog net op de trappers van het rijwiel ging hij er niet veel later vandoor, om terug te keren met zijn jongere broertje en vader. Gezamenlijk snuffelden ze zeker een uur door de voormalige inhoud van mijn kelder. Vazen, gereedschap en kerstballen vonden een plaats in hun fietstas. Geen woord wisselden zij, behalve zo nu en dan wat magische en opgewonden kreten tegen elkaar.

Tot het oudste jongetje zich tot mij wendde en sprak. “Zijn hier ook boeken over dieren?” Zorgvuldig frommelde hij de opgedoken catalogus van Artis (1982) in het restje ruimte van de fietstas. Op de valreep toch nog een boek een nieuw thuis gevonden. Victorie!


Reageer