Een paddestoel in het zwembad

Tijdens het spitsuur behandel ik de Albert Heijn als het vijfentwintigmeterbad. Heel diep ademhalen, recht vooruit kijken en in één ruk door naar de kassa. Daar is de rol bonnetjespapier op en iemand is zijn bonuskaart, een pak yoghurt of beide vergeten. Maar omdat ik totaal zen ben met mijn omgeving, dat wil zeggen alle aanwezigen achter imaginaire bomen en lantaarnpalen wegdenk, stoor ik mij daar absoluut niet aan. Nee hoor.

Als er op zo’n moment voor je in de rij een jongeman zijn uiterste best doet je recht in de ogen te kijken, daarbij mijn inderhaast voor zijn hoofd gedachte reclamebord straal negerend, rest niks anders dan alle overgebleven energie te steken in een zo onbenaderbaar mogelijke houding.

Wij kennen elkaar niet en dit is niet het moment voor small talk. Zie je wel dat ik slechts de culinaire dissonanten citroensap en een half brood zal aanschaffen? Mijn belangrijkste hobby is plafondstaren. Trouwens, let een beetje op de zojuist vrijgekomen ruimte op de lopende band!

Dat zeg ik allemaal niet natuurlijk. Ik bevind me niet in de supermarkt, ik bevind me in een bos. Al deze mensen zijn giftige paddestoelen. Wie praat er nou tegen een paddestoel?

Dan beweegt de paddestoel zich en tovert een lach op zijn gezicht die de volledige ruimte tussen zijn oren opvult. Zijn blik is hoopvol gericht op de minimalistische inhoud van mijn mandje. En mijn boodschappen sluiten zich aan op de band richting kassajuffrouw. “Ga jij maar eerst.”

Nu moet ik uit mijn rol vallen en iets fatsoenlijks doen. Maar ik verslik me in de vriendelijkheid. Dat ging bij de zwemles toch beter.


Reageer