Fata morgana’s
Ik was gewaarschuwd: ga niet in de zomer naar Iran, het beste wat je er dan kunt doen is binnen zitten met de airco aan. Elke volgende stad die wij willen bezoeken wordt ons met een beroep op bovenstaande door de inwoners van de plaats waar we ons bevinden met klem afgeraden. Ik denk dat zij stuk voor stuk de herinnering aan de gevoelstemperatuur direct nadat je een gekoelde bus uitstapt als indicatie voor het klimaat nemen, want inmiddels ben ik dusdanig geacclimatiseerd dat het niet meer uit lijkt te maken hoe ver naar het zuiden of het oosten we zitten (hoewel we de Perzische Golf vermijden).
Dat neemt niet weg dat het zeker erg heet kan worden en dat het dragen van sjaals en jassen bij veertig graden een diep verlangen naar bergbeekjes in mij losmaakt. En in dat licht is elk park hier een marteling. Wie dacht dat de tuinen van Versailles of de Engelse tuinarchitectuur van grote finesse waren, is nog niet in een willekeurig Iraans park geweest. Behalve met bloemen en schaduw zijn de meeste daarvan uitgerust met snelstromende beekjes, rondspetterende fonteinen, diepe bassins en klaterende stroompjes die trapsgewijs naar beneden kabbelen. Het allerliefst zou ik in grote uitzinnigheid door wat van die fonteinen heen rennen, graag met minder om het hoofd. Gezien de onmogelijkheid daarvan, voel ik me als iemand die midden in de Ramadan in een snoepwinkel is opgesloten (zo stel ik me voor), of als een dorstige die in de woestijn wordt gekweld door fata morgana’s.
De eerste echte woestijn-fata morgana nam ik een paar dagen geleden waar op de weg van Yazd naar Chak Chak. In die laatste plaats bevindt zich een Zoroastrisch pelgrimsoord. (Voor de komst van de islam was de belangrijkste godsdienst hier het Zoroastrisme, een monotheistisch geloof met elementen van natuurgodsdiensten.) Na zeker een uur rijden over iets dat nauwelijks een weg kon worden genoemd – foutje van de chauffeur, de terugweg bleek gewoon geasfalteerd – vonden we hoog in de bergen inderdaad een eeuwig druppelende waterbron. Maar de woestijn rondom Yazd is niet van het zanderige soort waar wij meestal aan denken; het is een zogenaamde ‘dasht’. Gewoon een dorre boel, die nog het meest wegheeft van een gigantisch parkeerterrein, of een plaats waar binnenkort flatgebouwen zullen verrijzen.
In Shahdad, vlakbij het zuidoostelijke Kerman, strekt zich ongeveer dertig kilometer echte, klassieke zandwoestijn uit. Er overnachten is te gevaarlijk, in verband met nietsontziende drugssmokkelaars die in deze regio opereren (de Nederlandse regering ontraadt reizen in de provincie Kerman), maar heel vroeg ‘s ochtends is het hier nog best uit te houden. Er is dan wel geen druppel water, in welke vorm dan ook, maar als de razende wind er met je hoofdbedekking vandoor gaat, is er niemand die er wat om geeft.
Reageer