Gevallen

Toen ik vlak voor zijn voeten de bocht nam gaf hij de tekenen van leven van de gemiddelde steen. Zijn blik was met kettingen vastgeklonken aan een onduidelijke verte. Eerst hield ik hem daarom voor een onderdeel van het licht-industriƫle landschap.

Eenmaal de onnatuurlijkheid daarvan beseft, keerde ik mijn fiets. Het was inderdaad weer zo ver; er zat een verwilderde jongen op de grond, met zijn rug tegen de oudpapier container, wachtend op redding.

– Gaat het wel goed?

Zijn ogen draaiden wat omwegen, maar vonden mij.

– Ja hoor, het gaat prima.

– Zo zie je er anders niet uit, voel je je goed?

– Ja uitstekend.

– Wel, dan laat ik je hier maar weer achter.

– Hoe kun je me nu achterlaten, je hebt me hier niet eens gebracht.

Ja, zo te zien was hij zelf met een fiets tot hier gekomen. Die lag namelijk niet veel verderop op straat. Evenals een kleine, halfopen sporttas.

– Is er iets wat ik voor je kan doen? Heb je iets nodig?

Ik dacht zelf aan een douche, een dokter, een dubbele wodka. Zijn kleding wees op een overhaast vertrek naar buiten. Op zijn lippen kleefden gele korsten. Hij had viezige dingen op zijn schouders, geen idee wat.

– Ja, geld.

Dat was nu ongeveer het enige dat ik niet in bruikbare hoeveelheden weg kon geven.

– Heb je een auto voor me?

Gezien zijn fiets (en mijn gebrek aan auto) leek me dat onzin.

Niks meer aan te doen. Erg snel sterven of een moord begaan zou hij bij nader inzien ook wel niet, hij sprak samenhangend genoeg. En het spannende verhaal dat hem hier had gebracht – overval, overdosis, door de huisbaas onverwijld op straat gezet – was hij in al zijn onverschillige bravoure niet van plan te delen. Dus wenste ik hem een fijne dag. Het was ten slotte vroeg, het kon nog vanalles worden.

Ik ging maar eens.

Bijna weg had ik ook al geen sigaret. Een kreet van ongepolijste a’s echoode tussen de papiercontainers. Gelukkig geen glasbak.


Reageer