Insjallah, maar liever niet

We slapen bij een heuse Basij (spreek uit: basiedzj). Onze Iraanse vrienden, die telkens bezorgd naar ons welzijn informeren als we een dagje niet te bereiken zijn wegens een slecht telefoonnetwerk, verklaren ons definitief voor gek als ze dit ooit horen. Niemand van de moderne, jonge Iraniërs wil iets met de Basij te maken hebben. Integendeel.

Ons excuus? We hadden het niet kunnen voorzien. Deze man ziet er niet uit als een paramilitair die illegale satellietschotels opspoort, vrouwen aanspreekt op hun ondeugdelijke kleding en studentenprotesten uiteendrijft. Want de Basij doen precies dat. Als een officieus regeringsinstrument handhaven de vrijwilligers de islamitische moraal en werken aan een stelsel van goede normen en waarden.

Onder Ahmadinejad beleeft de organisatie kennelijk een opleving, maar Abbas ziet het met lede ogen aan. Het is nu zo goed als verplicht je aan te sluiten om baantjes te kunnen krijgen of voorrang bij de bank. In ieder bedrijf zit wel een Basij-spion de boel te manipuleren. Sinds het allemaal zo corrupt is hoeft het voor hem niet meer. De geest van opperste leider Khomeiny is ver te zoeken.

Dus heeft hij zijn lidmaatschap na twaalf jaar opgezegd – maar dat hoeft niet iedereen te weten, zo maant hij ons. Nooit meer ‘s avonds patrouilleren en de gemeenschap beschermen. Nou ja, veel opzienbarends gebeurde er in dit dorp toch al niet.

De actie, die speelde zich af aan het front, tijdens de oorlog tegen Irak (1980 – 1988). Maar hoe graag hij ook als vrijwilliger wilde gaan, zijn ouders weigerden hun liefste en enige zoon voor de goede zaak te offeren. Het klinkt als tienerromantiek en dat was het in die tijd vaak daadwerkelijk: het Behesht-e Zahra kerkhof in Teheran herbergt eindeloze rijen martelaren uit de Iran-Irak-oorlog, de jongsten veertien. Wie ze geteld heeft komt op 20.000 jongens. Het paradijs zal zo mogelijk voller zijn; wat er van een mens overblijft na een sprint door een mijnenveld is de moeite van het begraven niet altijd meer waard en het totaal aantal slachtoffers aan Iraanse zijde wordt ruim geschat: tussen de vijhonderdduizend en een miljoen.

Al eerder kwamen we stoere mannen van halverwege de dertig tegen, die plots dromerig in de verte staarden terwijl ze beweerden: “Ik had wel willen gaan, want alleen op zo’n moment weet je of je het zou doen.” En voor Abbas is het een gemiste kans waar hij nog altijd moeite mee heeft. Niet te sneuvelen, terwijl het zomaar had gekund.

Inmiddels heeft Abbas een vrouw, een baan, een huis met satellietschotel, een kind en een tweede kind op komst. Als mijn inlevingsvermogen omtrent martelaarschap al ergens reikt, dan is het niet verder dan de alleenstaande man die geen doel of zin in het eigen leven kan vinden. Wat, zo vraag ik, als er zich een nieuwe gelegenheid voor zou doen. Ben je niet méér waard levend voor je gezin, dan dood voor je land? Zelfs al krijg je een muurschildering in kleur, naast het hoofd van de ayatollah. Zou je, gezien je huidige leven, gaan?

Hij aarzelt geen moment: “Ik zal de eerste zijn!” Met zijn vrouw heeft hij het al besproken. Veel woorden werden er blijkbaar niet aan vuil gemaakt. “Ze weet dat ik ga. ‘Insjallah’, zei ze.”

Ik hoop dat het nooit gebeurt.


Reageer