Moraalridster

Op haar stoep hangen drie jongetjes. Duidelijk nog door hun moeder gekleed, net hoog genoeg om in de Python te mogen. “Mevrouw… mevrouw!”, het klinkt als nu of nooit, “Heeft u misschien een sigaretje?”

Gezien hun jeugdige onschuld is zij zo goed te antwoorden. “Natuurlijk niet, roken is hartstikke vies.”

Dat hadden ze niet verwacht. Terwijl mevrouw haar vuilnis in de container kiepert besluiten ze tot plan B: “Heeft u dan misschien hasjiesj? (de nieuwe generatie en haar straattaal ook).”

– “Nee, ook niet.”

– “Rookt u mevrouw?”

Ze was hen al bijna weer vergeten, de post in haar rechterhand wekt de indruk dat ze probeert op tijd te zijn voor de brievenbus die straks wordt gelicht. Terwijl ze doorstapt roept ze “ik rook niet, van roken ga je dood.” Dan draait ze zich om, haar linkerhand in de zij en spreekt de aanstaande jeugddelinquenten met priemende nonchalance toe: “Zouden jullie ook niet moeten doen.”

“Gaat u nu de politie bellen?” – Schrikken ze daarvan nu echt? – “Het was maar een grapje! U gaat toch niet de politie bellen?”

“Nou”, de woorden komen een stuk trager dan de pas, “dàt weet ik nog niet.”


Reageer