Picknick
Op de eerste mooie zomerdag na de hittegolf lijkt het Vondelpark op een festivalterrein de morgen dat iedereen weer in zijn eigen bed ligt. Tussen lege flessen en zakken chips is hier en daar een verlept graspolletje te bespeuren. In het donker moet je je voeten voorzichtig neerzetten om te voorkomen dat je in iets zachts stapt waarvan je niet weet wat het is. En toch, zodra de zon schijnt moet je rekening houden met de windrichting om te voorkomen dat de geur van tenen in sandalen de smaak van je meegebrachte hapjes verpest.
Het Vondelpark heeft geen dubbele bodem. Het is een plaats van directe bevrediging van iedere lust. Waar van iedereen direct duidelijk is wie hij is.
In het alternatieve Westerpark is niets wat het lijkt. De omgeving strookt niet met de voorbijgangers. En het uiterlijk van de voorbijgangers klopt niet met hun gedrag. Het gebeurt vanzelf, ook wij toevallige picknickers worden door anderen binnen tien minuten tot de vaste kern van het park gerekend (wat we natuurlijk niet zijn).
Man met bierblik in joggingbroek geeft zodoende live commentaar en aanmoedigingen bij onze frisbeewedstrijd. Vrouw met wit jasje op fiets schreeuwt wat over haar schouder en legt ons verontschuldigend uit dat ze zojuist werd uitgescholden door de man achter haar. Haar echtgenoot? “Hij heeft -in ieder geval- nog niet genoeg klappen gehad!”
Misschien heeft ook hij zich net vergrepen aan het beeld van de naakte vrouw naast ons dat herhaaldelijk gefrequenteerd wordt door mannen die op haar klimmen en zo een tijdje blijven liggen. Sommigen trekken eerst een plastic zak over haar hoofd. Allemaal kijken ze zeer tevreden als ze weer verder lopen.
Er wordt ook gesport. Door dames in fladderende, doorzichtige blousjes boven hotpants die op rode schoentjes voortrennen achter een kinderwagen, de benen hoog achter zich opgooiend, de haren los. En door een witgrijze man in kort afgeknipte spijkerbroek die met een gigantische koptelefoon op zijn hoofd uitgelaten danst. De frisbee-verslaggever heeft geen koptelefoon, maar voegt zich bij de danser en weet bewondering af te dwingen met zijn moves.
Ze rusten uit op een bankje. De vrouw in het wit komt tevoorschijn en gaat naast ze zitten. “Het wordt al koud”, zegt ze, “maar als we lief tegen elkaar zijn wordt het vanzelf warmer”.
Het is dit meer rustieke parkgevoel dat je vindt in andere parken dan het Vondelpark. Parken die opgesierd worden door vijvers met grote fonteinen, goed onderhouden gazons en kunst uit voorbije eeuwen. Waar je nog moet zorgen voor je eigen kurkentrekker, omdat er niemand is om er een van te lenen. En omdat iedereen die langsloopt drinkt uit blik.
Reageer