Postkantoor

Achter de balie van mijn sigarenwinkel annex postkantoor staat een man met het soort doorsnee uiterlijk dat je soms op straat ineens als verdacht voorkomt. Hij draagt altijd zwarte truien en weet tussen de op, achter en onder de toonbank uitgestalde waren feilloos de pakjes Camel Light te vinden.

Er zijn in dit postkantoor altijd twee wachtenden voor je. Vandaag zijn het twee plat-Amsterdamse vrouwen met vettige gezichten als van een veertienjarige. Ze verdringen elkaar voor een flirt met de postzegelverkoper.

Zonder meer bedient hij de eerste van een vette knipoog. Zij betaalt, draait zich om om te vertrekken en vergeet haar exemplaar van ‘Mijn Geheim’. “Kaik nauw! Moetudeizenietmeineemah?” Zij reageert met langgerekte uithalen, waarop de tweede dame pardoes haar kleingeld onder de toonbank laat rollen. De hilariteit groeit. Zij wuift met haar hand, zij schudt met haar geblondeerde kapsel. Op de kleine meter die er aan ruimte voor de toonbank is staan beide dames wijdelleboogs nog net niet op elkaars voeten, terwijl de sigarettenspecialist grossiert in gebbetjes.

Als de buurtvrouwen dan eindelijk hun plaats in de rij hebben verlaten hangt er de ongemakkelijke sfeer van de wegebbende lach. Om de stemming er in te houden vraag ik maar eens om postzegels. Mijn importaccent ontlokt de balietronie niets dan omgangsvormen.


Reageer