Servië VI: kokend

Deze stad kookt. Zomers van gemiddeld dertig graden en straten geplaveid met asfalt laten de lucht trillen. Heel langzaam, want de lucht is zwaar van uitlaatgassen. Er rijden hier zoveel auto’s dat het voor voetgangers op plaatsen waar stoplichten ontbreken nauwelijks mogelijk is een zebrapad over te steken. Tot halverwege gaat nog, maar weinig dapper worden we vanaf daar weer naar de stoep gedreven waar we vandaan kwamen.

Wie gewend is geraakt aan het buitenland en terugkeert klaagt: het stinkt hier! Lopend over straat word je soms overvallen door de lucht van gistend vuilnis, nergens te zien, maar duidelijk in de buurt. Oksels van obers die al uren kopjes op tafel zetten zijn bedwelmend.

Het kookt, het broeit en het lijkt alsof iedereen daardoor na zonsondergang met hernieuwde energie de straat op gaat. Alle miljoen inwoners van Belgrado verzamelen zich dan op de boulevard van Knez Mihailova. Een parade van ijsjeslikkende mensen, kleine kinderen aan de hand van hun ouders. Ze bedelen om popcorn die in doorzichtige bakken rondspringt. De geur ervan de bovenste laag van vele, daaronder pizza met dikke bodems van wit brooddeeg en – bijna tastbaar – geroosterde maïskolven.

Een massa plakkerige mensen in de laatste bus. Zweet, hormonen, slaap. Voor een keer bezorgt de benzinedamp een interessante afleiding.

Om twaalf uur ’s nachts binnen, eindelijk weer lucht die voornamelijk bestaat uit kleurloze stoffen om in te ademen. Dan dwarrelt er wat rond. Het zwelt aan tot een dichte paprikawalm. Dunne, groene pepers, als ik het goed zie. ‘Ach’, zegt mijn oma, ‘dat zijn de benedenburen. Die staan op de raarste tijden in de keuken. Tussen elf en acht wordt er een daltarief gerekend voor stroom. Die vrouw staat soms om vijf uur ’s ochtends op om het avondeten alvast klaar te maken. Alsof ze daarmee miljoenen kunnen besparen!’

Juist. Deze stad kookt.


Reageer