Mensen en muziek

25-03-2006

Het was een rokerig café waar we plaats hadden genomen om wat te eten. Op de deur stond eetcafé en ook nog iets in de geest van ‘petit restaurant’.

Het was ver voorbij etenstijd. Naast de toog voerde iemand een langgerekte conversatie met de bardame en hief zijn lege glas ten teken dat het gevuld kon worden. Aan de hoek van de bar hingen drie bezoekers naast een als jukebox opgestelde computer. Zij draaiden oude discoplaten terwijl ze zich lusteloos om de bar en hun kruk heen hadden gevouwen. Op de meest pakkende momenten zongen ze mee, zo nu en dan theatraal omkijkend en hun armen uitstrekkend naar de tafeltjes achter hen.

Privé en publiek

28-02-2006

Tegenwoordig lopen overal waar je kijkt mensen met dopjes in hun oren. De dopjes zijn het zichtbare teken dat we te maken hebben met iemand die zijn persoonlijke levenssfeer graag mee de straat op neemt. Bijvoorbeeld iemand die liefst elk moment van de dag in staat wil zijn om te telefoneren, onafhankelijk of zij op dat moment net in de supermarkt staat te jongleren met een kleuter, een tas en de pastasaus. Ik kan mij niet voorstellen dat de kwaliteit van deze gesprekken erg hoog is.

Bijna weg

07-02-2006

Plots was er ophef in de trein. Het meisje dat voor mij zat pakte haar telefoon uit haar tas en begon op instructie van een zojuist binnengerende heer nummertjes in te toetsen.

“Nul… drie… een… zes…”
“Wacht even, wacht even”, riep zij in lichte staat van paniek. “Heel even wachten… ja… nul… drie… en dan?”.
Toen de tien cijfers allemaal in overeenstemming met de wensen van de heer waren merkte het meisje op: “Maar dat is toch geen mobiel nummer?”.

Zoenen

28-05-2005

De theorie gaat dat hoe creatiever het beroep, hoe kleffer de mensen. In kunstzinnige kringen wordt het vrijelijk en plein public uiten van allerhande emoties hartstochtelijk gecultiveerd en zodra het zich voordoet volgen direct groepsknuffelsessies om de vreugde of het verdriet te delen. Musicalsterren vliegen hun collega’s te pas en te onpas om de hals, televisiepresentatoren begroeten elkaar bij iedere gelegenheid als waren het langverloren geliefden. Alleen voor schrijvers schijnt afstandelijkheid de norm te zijn.