Te-goed

Tussen de zich naar de trein spoedende medewerkers van ministeries die naar de achteringang van het station van Den Haag golfden, leek zijn kleding het meest passend bij het weer. Hoewel een tot de knie afgeknipte spijkerbroek natuurlijk na de jaren negentig zelden meer in het openbaar wordt gezien, zeker niet bij mannen met lange, grijze baarden.

Hij schudde met een kartonnen bekertje, precies bij de deur. Zijn gezicht was geplooid in diepe verontwaardiging en zelfs al was ik te ver om zijn woorden te kunnen verstaan, de toon waarop hij een tirade afstak leek met de stand van zijn wenkbrauwen in overeenstemming.

Voor zoveel chagrijn bij een helblauwe hemel kon ik nauwelijks sympathie opbrengen. Welk groot onrecht was deze man ten deel gevallen? Stond hij door de in al te grote snelheid langswandelende forenzen op de tocht? Meende hij recht te hebben op entreegelden van elke reiziger die het station binnen wilde? Ik bezag de groezelige sokken in sandalen en besloot hem niet de minste hoofdknik toe te sturen terwijl ik door deze enige ingang in de buurt de stationshal zou betreden.

Met schuldbewust gezicht kwam een pakdragende man van de kant van de perrons tegen de richting van de massa in rennen. Zijn broekspijpen fladderend rond zijn onderbenen terwijl hij mij de pas afsneed. Kordaat wierp hij een hand kleingeld in de beker, keek de zwerver recht in de ogen, keerde honderdtachtig graden en sprintte weg.

Terwijl zijn rode rugzak in de richting van spoor zeven verdween, voltrok zich het equivalent van de baby die een speen krijgt toegestopt. De verwarde meneer ontspande zijn houding en de uithalen van misgenoegen verstomden. Het was bijna alsof het een ingestudeerde scène betrof. Maar misschien ging het inderdaad om een op de valreep nagekomen belofte.


Reageer