Trappers

Wie dacht dat het vervelend was om met de trein te reizen overschat de rest van het openbaar vervoer. Terwijl de meeste intercity’s zonder noemenswaardige problemen van vertrek- naar eindpunt gaan met ondertussen de mogelijkheid om een krant te lezen, achterstallige telefooncontacten te onderhouden of naar het voorbijzoevende landschap te kijken, is dat in de bus wel anders.

Niet alleen is het uitgesloten in de bus een boek te lezen en bieden de meeste routes alleen uitzicht op voorbijzoevend verkeer, er is niet veel voor nodig of je bus rijdt maar eens in het uur (en is net vijf minuten weg). De bus neemt bovendien per definitie niet de snelste route. Wat doe je dus om dit soort leed te vermijden? Je gebruikt een vouwfiets! Mag gratis in de trein en brengt je vervolgens zelfs in plaatsen waar je alleen met de belbus (uur van tevoren reserveren en bestuurd en onderhouden door een AOW-er) kunt komen.

Voor de zekerheid ga ik altijd met de vouwfiets.

Toen ik gisteren laat weg wilde van een feestje kwam mij dat bijvoorbeeld bijzonder goed uit. Een vriend die met een grote auto was gekomen en samen met mij als laatste was achtergebleven kon mij mooi droog en met fiets thuis afzetten als we die even zouden opvouwen.

Zijn Citroën had in het verleden bewezen voldoende bagageruimte te hebben voor eten voor zeventig man voor een dag. De fiets kon –zo bleek nadat we ze allemaal hadden geprobeerd- met geen mogelijkheid in de kofferbak. Wat wij over het hoofd zagen was dat de eerdere lading dat niet voorzien was geweest van trappers.

Ik zag de spreekwoordelijke bui al hangen: de fiets moest weer worden uitgevouwen. De laatste keer dat een medereiziger zo vriendelijk was geweest om de fiets in mijn afwezigheid zo klein mogelijk op te vouwen bracht ik de tijd tot de aankomst van de volgende trein door met het vechten tegen het vastgeroeste mechaniek.

De fiets was met zijn wielen onvermijdelijk in het voordeel, zeker nadat ik overging op wild schoppen tegen het scharnier dat muurvast zat en bleef zitten. In dolle bewegingen stuiterde ik achter het rijwiel aan over het perron terwijl ik probeerde op zijn minst mezelf rechtop te houden, ondertussen vriendelijk lachend naar de voorbijgangers. Zij wierpen mij op hun beurt meewarige blikken toe en alsof het mijn welverdiende straf was opgezadeld te zitten met een dergelijk probleem kwam geen van hen mij te hulp.

Eenmaal weer terug in het oorspronkelijke model probeerde ik niet al te opvallend het zweet weg te wissen. Nonchalant liep ik met mijn fiets naar de trap uit het station omlaag. Daar was na de verbouwing eindelijk een fietsgoot in gemonteerd.

Het had erger kunnen zijn: met een fiets in een hoek van 45 graden over straat rijden is lastig, laat staan die in de fietsgoot te krijgen. Tevreden met de goede afloop manoeuvreerde ik –hopla- in een keer beide wielen in de goot en begon de afdaling. Tot ik onder luid gekraak abrupt tot stilstand kwam.

Er klonk gegniffel van perron 1a. De trappers waren te breed voor de goot.


Reageer