Uitkering

Maandenlang ziek zijn brengt mij in interessante situaties. Zo heb ik deze week geconstateerd dat mij slechts schulden resten en besloten een beroep te doen op de Nederlandse welvaartsstaat. Prompt wachtte me een horde inquisiteurs die wilden weten hoe ik tot nu toe mijzelf had weten te onderhouden en of ik geen geheim eigen vermogen achterhield op de Kaaimaneilanden. Ik vatte de rol van verdachte-tenzij-anders-aangetoond lichtjes op, het is vast regel eerder dan uitzondering dat men het sociale stelsel tot het uiterste probeert te tarten. Vrolijk vulde ik een eindeloze stroom vragen in op een blitse internetsite, over mijn arbeidsverleden en -toekomst. Conform de dreigende geboden belde ik binnen twee dagen voor het maken van een afspraak. Een persoonlijk rendez-vous leek me een adequate stap na al die digitale communicatie.

Na veertig minuten tramzitten (enkele reis) werd ik binnengeleid bij een door het roken grauwgekleurde mevrouw, die mij drie vragen stelde (die ik al tweemaal eerder had beantwoord) en toen een vervolgafspraak wilde maken. Ik informeerde maar eens waarvoor de huidige afspraak eigenlijk diende? ‘Om een vervolgafspraak te maken’, zo reageerde zij. Het was de genadeslag. Mijn toch al zwakke gesteldheid maakte het me onmogelijk op mijn stoel te blijven zitten. Terwijl ik op de grond stortte wist ik nog net haar voor dit doel handig bijelkaar gebonden haren te grijpen en haar hoofd met een smak op de tafel te doen belanden.

Nadat wij beiden weer rechtop zaten en ik mij verontschuldigd had voor mijn abrupte reactie, volgende keer neem ik een doktersverklaring mee, danku, deed zij alsof zij haar zin verder had willen afmaken. ‘Om een vervolgafspraak te maken, waarop u dan documenten meeneemt en we een formulier gaan invullen’. Opgelucht dat ik ons deze moeite zou kunnen besparen, stelde ik voor dat zij me het formulier maar vast meegaf, want een blik op de lijst met documenten leerde me dat ik die met gemak zonder de persoonlijke begeleiding van vandaag had kunnen verzamelen en reeds in de aanslag had kunnen hebben.

Zuchtend van ongeloof vond zij het welletjes. ‘Mevrouw, ik heb u net uitgelegd’, ik herkende een cursus klantvriendelijkheid, ‘dat deze afspraak er is om een vervolgafspraak te maken. U denkt zeker dat het formulier invullen makkelijk is.’ Vertwijfeld sloeg ik mijn ogen ten hemel. Had zij dan werkelijk niet in een van de digitale documenten gezien dat ik een hogere opleiding heb afgerond? Weliswaar niet met bijvakken formulierkunde, maar wie mijn eindscriptie er op naslaat ziet dat ik uitblink in jargon en verwijzingen. Maar, zo verzekerde ze mij, zij had momenteel hoe dan ook geen tijd om de betreffende papierstapel op te halen. Deze afspraak was immers slechts bedoeld voor het maken van een vervolgafspraak en het overhandigen van een lijst met noodzakelijke documenten. Ik opperde nog wat officiĆ«le papieren waar zij mij de volgende keer liever voor had willen terugsturen, maar die zij na enig aandringen aan de lijst toevoegde.

Zij zweeg veelbetekenend en ik concludeerde dat het onderhoud ten einde was. Met veel gevoel voor etiquette – je wilt tenslotte toch graag geld – stak ik mijn hand naar haar uit. Ze verwaardigde zich al zittende haar arm te verheffen. De deur had zij nooit achter ons gesloten. Er waren vijf minuten verstreken. Ik nam dezelfde tram terug.


Reageer