Van god verlaten

Het is niet de eerste keer dat we naar Qom proberen te gaan. Eind juli al begaven we ons van Teheran naar Kashan en besloten een korte tussenstop in het tussengelegen, heilige Qom te maken. Het was nog vroeg, wij dommelden wat. De bus stopte in een stoffig gebied zonder tekenen van leven. Een paar mannen met tulband stapten uit. En wij vroegen ons af: “Zou dit Qom zijn?” “Mwah, ik zie alleen zand. Als dit Qom is wil ik er geloof ik niet uit.”

En zo geschiedde. Tijdens de volgende stop keek de chauffeur ons verbijsterd aan toen we informeerden of we er al bijna waren: in Qom waren we allang geweest.

Ook op deze tweede reis naar het pelgrimsoord speelt god een spelletje met ons. Het is elf uur ‘s ochtends, slaapverwekkend warm en onze taxichauffeur heeft er een lange nacht op zitten. De medepassagiers leggen hun hoofd te rusten tegen het raam en honderdvijftig kilometer eentonige snelweg lang lijkt het erop dat onze chauffeur elk moment hetzelfde kan gaan doen. Hij onderneemt verwoede pogingen zichzelf wakker te houden door wat te bellen, cd’s te verwisselen en water te drinken. Wat niet verhoedt dat zijn ogen voor iemand die op de weg moet letten nogal vaak en lang gesloten zijn. Onze tikjes, klappen, stompen tegen zijn schouder worden beantwoord door een verontschuldigende blik. Met de verkeersstatistieken in ons achterhoofd mag het een klein wonder heten dat we heelhuids arriveren. Maar daar staan we dan. In het stoffigste en heiligste stadje waar ik ooit ben geweest (het Vaticaan mogelijk uitgezonderd) en vol ontzag voor de god die ons zo behouden tot hier heeft gebracht. Wij gaan op bedevaart!

Het grote plein voor het gebouw met het graf van Fatima al-Masumeh (zus van achtste imam Reza) zit vol met andere, picknickende bedevaartgangers. Op straat lopen kleine kinderen in chador en worden we gepasseerd door baardige mannen met tulband. Ik trek mijn hoofddoek nog eens wat verder naar voren en begeef me naar de ingang.

Het verschil met Shah-e Cheragh had niet groter kunnen zijn. Werden we daar wantrouwig achternagelopen en tegengehouden door de bewakers, hier worden we vriendelijk welkom geheten. Of we katholiek zijn? Zo u wilt. En mogen we naar binnen? “Jawel, een momentje.” De portier grijpt zijn grote, groene telefoon met draaischijf en pleegt een telefoontje. Terwijl hij zijn best doet mij in de aanhoudende windkracht vijf te helpen met het aantrekken van de leenchador, dient zich onze persoonlijke begeleider aan. Een bewaker met een plumeau als wapen, die geen moment van onze zijde zal wijken terwijl we in het complex zijn.

Om te beginnen brengt hij ons naar een deurtje met een bordje ‘international relations‘. Daarachter treffen we een rijkelijk versierd kantoor met reusachtige bloemstukken, manshoge spiegels, plafonddecoraties en grote, leren leunstoelen. We nemen plaats, vullen onze naam in op een formuliertje en wachten op de Engelssprekende heer die ons straks officieel welkom zal heten. In de tussentijd worden we voorzien van water en tijdschriften die uitleggen waarom de Holocaust een verzinsel is. Een minuut of tien verstrijkt. Een kwartier gaat voorbij. En dan staat onze bewaker op en gebaart ons mee te komen.

Het is al snel duidelijk waar we heen gaan: we volgen onze eigen voetstappen, rechtstreeks terug naar de uitgang. We weerstaan de ongeduldige mimiek van onze chaperon en overschrijden dapper ons foto-quotum (op onze vraag of fotograferen is toegestaan was het bizarre antwoord: ‘ja, één foto’). Maar het tijd rekken heeft geen zin, men gaat ons vakkundig buiten het ware heiligdom houden.

Met een door de ijverige bewaker zorgvuldig vier keer opnieuw genomen foto van onszelf voor de nietszeggende koepel, staan we zodoende exact zeventien minuten na binnenkomst weer op het grote picknickplein, waar we direct worden achtervolgd door jongetjes die onze tas proberen af te pakken. Het is duidelijk dat god ons zojuist op alle mogelijke manieren heeft afgewezen. Voor de terugweg kiezen we voor de zekerheid extra zorgvuldig een wakkere chauffeur, maar vooral ook voor de meest luxe taxi met televisietjes in de stoelen. Om lekker honderdvijftig kilometer lang naar videoclips met halfblote vrouwen te kijken. Puh.


Reageer