Vooruit
Het was een dag in de polder. Boven de tot de horizon strekkende velden dobberden schaapjeswolken en als de windmolen in de tijd van Marsman al had bestaan had ik nu zeker wat van hem geciteerd. Het waren namelijk geen populieren die het laagland doorbraken, maar bontgekleurde molens die met hun drie armen de lucht doorsneden.
Ikzelf doorkruiste het landschap zoevend op een pas geasfalteerd wegdek waar ik weinig tegenliggers tegenkwam, hoewel de hier en daar opdoemende bijna of zojuist gerealiseerde nieuwbouwprojecten voor ouderen en voor jonge gezinnen deden vermoeden dat er wel mensen woonden. De zon was heet en de lucht trilde boven het donkere asfalt dat eindeloos vooruit strekte.
Met het navigatiesysteem aan ging de reis ging van Almere, satellietstad van Amsterdam, naar een gehucht in de polder. En terwijl ik onderweg was dacht ik: “de kern van Nederland moet hier ergens te vinden zijn”.
Verder en verder ging het, steeds maar rechtdoor op dat vooraf geplande wegennet van Flevoland, totdat ik opschrikte en met mijn volle gewicht op de rem trapte. Voor mij op straat stond een rij mensen die hand in hand de weg in twee richtingen blokkeerden. Waren dit de tot nu toe verborgen gebleven inwoners van de polder? Het leek me onwaarschijnlijk, het was eerder een dwarsdoorsnede van de randstad.
“Ga terug” zei de stem uit mijn navigatiemachine.
De mensen keken mij aan en haalden hun schouders op. “Ik weet het niet”, zei een meneer met een grijze hoed en een wat onflatteus overhemd onder zijn bruine jasje. Hij vertrok zijn gezicht in een wat ongemakkelijke grimas. “Ik weet het ook niet”, zei een vrouw die haar blonde haren los om haar hoofd had waaien. Een jongen op een step viel haar bij. Het was geen wanhoop, maar berusting. De rij mensen haalde hun schouders op. Ze smolten in de zon en ik bleef verbaasd achter.
Een schaap in de eindeloze grasvlakte staarde me met zijn holle ogen aan.
“Ga terug” zei de stem uit mijn navigatiemachine.
Maar er was toch niks om naar terug te gaan. Ineens bedacht ik dat ik het ook allemaal niet wist en dat ik helemaal geen zin meer had om te luisteren naar mensen die beweerden ‘het’ wel te weten. Wie erbij horen en wie niet en waarheen enzo. In een klap ontstonden grenzeloze mogelijkheden. Ik schakelde het navigatiekastje uit en dacht aan hoe veel beter we af zouden zijn als we niet langer naar antwoorden op grote vragen zouden zoeken maar gewoon maar een beetje deden wat ons goed leek.
21-10-2005 om 11:18 uur
Mooi stuk!! Dat er zo’n poëtisch talent in jou schuil gaat!